Op weg naar een natuurinclusieve duurzame landbouw
De rijksoverheid werkt al vele jaren aan verduurzaming van de landbouw in haar beleid. Er is een keur aan goede voornemens, doelstellingen, subsidies, en wet- en regelgeving op deelterreinen (zoals gewasbeschermingsmiddelen, mestwetgeving). In de Uitvoeringsagenda Natuurlijk Kapitaal is ‘duurzame landbouw en bescherming van biodiversiteit’ een thema waar het kabinet op inzet. Een samenhangende beleidslijn waarin wordt aangegeven hoe een duurzaam landbouwkundig beheer voor biodiversiteitbehoud in 2020 kan worden bereikt, is er echter nog niet. Ook de sector zelf werkt al jaren aan verduurzaming van de landbouw. Er zijn allerlei initiatieven, convenanten en projecten, voornamelijk binnen deelsectoren van de landbouw (zoals de melkveehouderij), hoewel behoud van biodiversiteit daar (nog) niet altijd onderdeel van uitmaakt. Vanuit al die verschillende invalshoeken, beleidsvelden en sectoren komt momenteel geen samenhangend beeld naar voren van wat nu die biodiversiteit is die men wil behouden door duurzame landbouw en wat er moet gebeuren om de gewenste biodiversiteit te bereiken. Deze brochure is geschreven voor de rijksoverheid, maar ook voor belanghebbenden uit de sector die graag een overzicht hebben van maatregelen en de bijdragen van eenieder, met als doel het bereiken van een duurzame landbouw waar natuur en biodiversiteit integraal deel van uitmaken.
Graskruiden voor een betere bodem
Praktijkonderzoek naar de voordelen van graskruiden in de melkveehouderij. Het doel van het project is onderzoeken wat het effect van graskruiden is op bodemstructuur, wortelvorming en diepte van beworteling, opbouw van extra organische stof in de bodem. Aan de proef hebben drie veehouders meegedaan. De proef is uitgevoerd tussen 2017 en 2021. Allereerst is een literatuurstudie uitgevoerd naar de mogelijkheden voor kruiden, middels in- en doorzaai. De precieze samenstelling van de mengsels is in samenspraak met de veehouders bepaald. Op de proefpercelen is bijgehouden welke kruiden opkwamen. Daarnaast zijn kuil- en bulkdichtheidsmetingen verricht en penetrologger-bepalingen gedaan. De jaren 2018, 2019 en 2020 waren echter erg droog, waardoor inzaai en opkomst niet altijd zijn verlopen zoals gehoopt. Hierdoor konden helaas de geplande opbrengstvergelijkingen niet worden uitgevoerd.
De relatie tussen gebruiksintensiteit en de kwaliteit van graslanden als foerageerhabitat voor gruttokuikens
De huidige studie onderzocht op welke wijze de intensiteit van graslandgebruik het aanbod en de bereikbaarheid van prooidieren (arthropoden) voor gruttokuikens beïnvloedt. De ontwikkelingssnelheid van de vegetatie werd daarbij gebruikt als maat voor de landgebruiksintensiteit omdat deze het product is van alle maatregelen die een boer neemt om de productiviteit van de vegetatie te verhogen. De resultaten suggereren dat de vegetatiestructuur de belangrijkste bepalende factor is die de geschiktheid van grasland als foerageerhabitat voor Grutto families bepaalt. Het totale aantal arthropoden nam licht toe met toenemende intensiteit van het landgebruik. De toename in vegetatiehoogte was echter zo groot dat de dichtheid in arthropoden per volume vegetatie afnam met toenemende beheersintensiteit. De dichtere vegetatiestructuur tezamen met de afnemende prooidierdichtheid leidt ertoe dat de energetische kosten van foerageren toenemen bij toenemende beheersintensiteit. Dit duidt erop dat de meest ijle en open vegetaties de meest geschikte foerageerhabitat vormen omdat arthropoden hierin het sterkst geconcentreerd voorkomen en omdat de foerageerkosten het laagst zijn. Voor het creëren van een dergelijke open structuur lijkt onder de huidige omstandigheden het vasthouden van een hoog waterpeil tot en met de kuikenperiode essentieel omdat hiermee onafhankelijk van de voedselrijkdom de vegetatiegroei sterk geremd kan worden. Dit rapport beschrijft een gecombineerde analyse van de data, verzameld in Wormer- en Jisperveld, Gerkesklosster en Ronde Hoep (Kleijn, 2007)
Akkervogels en landbouw: ecologie, maatregelen en beleid
Intensivering van de landbouw heeft op Europese schaal geleid tot een afname van populaties van vogelsoorten die met landbouw geassocieerd zijn. Dit geldt zowel voor akkervogels als voor weidevogels. Een probleem bij het benoemen van specifiekere oorzaken van deze afname is dat intensivering van de landbouw geen eenduidig proces is. In de literatuur zijn de volgende componenten van intensivering met een negatief effect op akkervogels beschreven.- Een toename van het gebruik van pesticiden en meststoffen. -Het slechten van heggen, houtwallen, greppels en andere landschapselementen. -Vervanging van zomergranen door wintergranen en maïs. -Verlies van mozaïeken in ruimte en tijd, als gevolg van ontmenging van akkerbouw en veeteelt, schaalvergroting en uniformering
Een veldleeuwerik zingt niet voor niets! : schatting van kosten van maatregelen voor akkervogels in de context van een veranderend gemeenschappelijk landbouwbeleid
Om de verdere achteruitgang van populaties akkervogels tegen te gaan, zijn introductie van onbespoten graanranden in graanpercelen, aanleg van brede akkerranden, uitbreiding van teelt van zomergranen en teelt van wintervoedselgewassen goede maatregelen. Toepassing van deze maatregelen in het gehele verspreidingsareaal van akkervogels kost jaarlijks tussen de 90 en 175 miljoen euro. Om in Nederland alleen de hotspots van de meest bedreigde akkervogels te verbeteren, is jaarlijks zo'n 12 tot 20 miljoen euro nodig. Onderzoek mede verricht door: SOVON en Provincie Groningen.
Toetsing van Kritische Prestatie Indicatoren voor biodiversiteit op melkveebedrijven
De Duurzame Zuivelketen (DZK) heeft als ambitie om de biodiversiteit op alle melkveebedrijven in Nederland in kaart te brengen en te bevorderen middels de ‘Biodiversiteitsmonitor’. Dit rapport beschrijft de resultaten van een toetsing van de geselecteerde Kritieke Prestatie Indicatoren (KPI’s) aan biodiversiteitsmetingen op melkveebedrijven. Het percentage grasland en het percentage blijvend grasland zijn bruikbaar als KPI voor biodiversiteit op bedrijfsniveau. De KPI’s stikstofbodemoverschot per ha en percentage voereiwit van eigen bedrijf vertonen verbanden met enkele biodiversiteitsmetingen. Afhankelijk van de doelstelling rond biodiversiteit, zijn deze KPI’s meer of minder bruikbaar als indicator voor biodiversiteit op een bedrijf.
Nature-positive futures : food systems as a catalyser for change
The content of this Mansholt lecture came about through a wide science-policy consultation process. Existing ‘seeds of innovation’ in the biodiversity climate-food nexus were collected in a WUR-wide dialogue on 10th May 2022, which involved some 150 interdisciplinary experts. These seeds were collated into interventions for nature-positive futures, in an interdisciplinary workshop of WUR colleagues on 13th May 2022. They were further clustered into five entry points for nature-positive changes to the food system. The resulting entry points and interventions were discussed with several EU policy makers in another workshop in Brussels on 30th June 2022. We thank everyone involved in this process for their input.
ANLb melkveehouder
Wat betekent ANLb voor een melkveehouder. Welk beheer doen ze, hoe past het ANLb als puzzelstukje in hun bedrijfsvoering en wat is het belang van een lange termijn visie. Cecile Aarts van Melkveehouderij Koe en Koe vertelt.
Kringlooplandbouw in de praktijk : analyse en aanbevelingen voor beleid
Op verzoek van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is een analyse ge- maakt van de kringlooplandbouw anno 2019 in Nederland. De opdracht was te onder- zoeken welke verschillende vormen van kringlooplandbouw in Nederland in de praktijk voorkomen en wat belemmeringen en succesfactoren zijn voor de kringlooplandbouw om zich verder te ontwikkelen.
Herkenning Kruidenrijk Grasland
Doel van deze publiek private samenwerking (PPS) is om een geautomatiseerd systeem te ontwikkelen waarmee kostenefficiënt kruidenrijk grasland kan worden herkend. Dit gebeurt op basis van de combinatie van satellietwaarnemingen en foto’s vanuit het veld. De beoogde uitkomst van het systeem is de geschatte kruidenrijkdom van alle Nederlandse graslandpercelen, samengebracht in één centrale database. Vervolgens kunnen op basis hiervan kaarten worden gemaakt van de kruidenrijkdom van graspercelen en een beheeradvies worden gegeven. Dit zorgt voor een hogere (agro)biodiversiteit, en op basis hiervan kunnen beloningssystemen via melkprijs, rente en subsidie worden gemaakt.
Inventarisatie van maatregelen voor een betere verbinding van land- en tuinbouw met natuur
Dit rapport biedt een overzicht van maatregelen die getroffen kunnen worden om land- en tuinbouw en natuur beter met elkaar te verbinden. Het doel hiervan is het toewerken naar weerbare teeltsystemen, als een van de onderdelen genoemd in de Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 en het bijbehorende Uitvoeringsprogramma. Op basis van een brede inventarisatie en externe raadpleging onder ketenpartijen, agrarische collectieven en individuele agrariërs, zijn alle maatregelen die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan dit doel geïdentificeerd en beoordeeld. Hierbij is onderscheid gemaakt in vier (groepen van) teelttypen, te weten akkerbouw en vollegrondsgroenteteelt, fruit- en bomenteelt, bloembollenteelt en glastuinbouw. De maatregelen zijn beoordeeld op hun bijdrage aan de doelen uit het Uitvoeringsprogramma,hun toepasbaarheid en bijdrage aan de algehele biodiversiteit.
Mijn bodem conditie
Op deze site vind je alles over bodemkwaliteit en duurzaam bodembeheer.
Cursus Natuurboeren
Boeren beheren veel gronden van natuurorganisaties en zij zijn dan ook belangrijk in het versterken van de natuurwaarde van deze gronden. Natuurgericht werken vraagt om specifieke kennis en inzichten. Daarom is in samenwerking met meerdere partijen een pakket cursussen ontwikkeld waar kennis over natuurbeheer wordt gekoppeld aan de boerenpraktijk. Deze cursussen worden aangeboden door HAS Green Academy en Aeres Hogeschool in samenwerking met Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer.
Verkenning potentiële bijdrage pacht natuurgrasland aan natuurinclusieve landbouw : een modelmatige bedrijfseconomische analyse
In het kader van de ontwikkeling naar natuurinclusieve landbouw is onderzoek uitgevoerd naar de relatie tussen de kosten en baten van het beheer van natuurgronden van Staatsbosbeheer in combinatie met natuurinclusieve maatregelen op het eigen bedrijfsareaal. De analyse is uitgevoerd voor twee representatieve melkveebedrijven en een voorbeeldbedrijf voor de zoogkoeienhouderij. Uit de analyse blijkt dat bij een toename van het aandeel natuurinclusieve landbouw het voor rundveebedrijven economisch aantrekkelijk is om meer areaal natuurgrasland te pachten om zo de afname van de eigen ruwvoerproductie als gevolg van de natuurinclusieve landbouwmaatregelen te compenseren. Aanvullend zijn in een kwalitatieve analyse de succes- en faalfactoren voor een rendabele bedrijfsvoering in beeld gebracht. De interviews ondersteunen de vanuit de modelanalyse verkregen inzichten dat vooral de pachtkosten, de landbouwkundige gebruikswaarde en de afwezige noodzaak tot investeren een belangrijke rol spelen voor de bedrijfseconomisch optimale omvang van gepacht natuurgrasland in combinatie met natuurinclusieve landbouw.
Maatregelen Natuurinclusieve landbouw
In deze notitie wordt een overzicht gegeven van maatregelen voor natuurinclusieve landbouw. Dit is een vorm van duurzame landbouw die optimaal gebruik maakt van de natuurlijke processen en deze integreert in de bedrijfsvoering. Natuurinclusieve landbouw begint met een gezonde bodem, produceert voedsel binnen de grenzen van natuur, milieu en leefomgeving en heeft positieve effecten op de biodiversiteit en het klimaat.
Planty Organic : voortgang 2018
Planty Organic is een proefveld waarin een biologisch akkerbouwsysteem ontwikkeld wordt op basis van volledig eigen stikstofvoorziening met niet-kerende grondbewerking en GPS gestuurde vaste rijpaden op 3.20 meter. Het is in 2012 gestart. De periode 2012-2016 is geevalueerd (Van der Burgt et al., 2017). Door het opzoeken van grenzen met een volledig eigen stikstofvoorziening kan er veel nieuwe kennis opgedaan worden wat vervolgens zijn toepassing kan krijgen in de biologische of gangbare landbouwpraktijk op het gebied van stikstof-, fosfaat- of bodemdynamiek vraagstukken. Dit rapport is de weergave van wat er in 2018 gebeurd is. In de resultaten wordt gerefereerd naar het evaluatierapport. De bevindingen van 2017 bevestigen het beeld dat uit de evaluatie naar voren komt. Alle doelstellingen worden behaald: het is een voldoend productief systeem met een zeer hoge stikstof efficientie en een zeer lage milieu- en klimaat impact. De productie lag in 2018 ongeveer op het niveau van wat op basis van de evaluatie verwacht werd. Dat is op basis van simulering met het model Ndicea bevestigd. Het is onwaarschijnlijk dat het opbrengstniveau van 2017 blijvend gehandhaafd kan worden. Er liggen nog vervolgvragen open op het gebied van de interne nutrientenstroming (stikstof, fosfaat), het bodemleven en de CO2 footprint.