Van polder tot klaslokaal: lector ziet biodiversiteit als rode draad

Onderwerp
onderwijs, biodiversiteit, landelijk gebied, natuurinclusieve landbouw
Interessant voor
adviseurs, docenten, akkerbouwers, terreinbeheerders
Het landschap vormt de basis voor landbouw, natuur en biodiversiteit in Nederland. Daarom staat het thema Landschap deze maand centraal op Groen Kennisnet. Binnen dit kader ging Groen Kennisnet in gesprek met Martijn van der Heide, lector Biodiversiteit in het Landelijk Gebied aan Hogeschool Van Hall Larenstein. Zijn lectoraat richt zich op het versterken van biodiversiteit in agrarische en landelijke gebieden, met oog voor ecologie, landbouwpraktijk én de rol van onderwijs en onderzoek.
Wat is jouw favoriete Nederlandse landschap?
"Ik houd zelf van de Hollandse polders, en dan met name van het oude polderlandschap. Een cultuurlandschap dat door waterbeheersing en ontginning is ontstaan, en de sporen van de tijd draagt. Ik ben fan van het open karakter, de weidse horizon en fraaie wolkenluchten die vaak zo kenmerkend zijn voor dit type landschap."
Op 26 januari was je inaugurele rede: Hoe is het om lector te zijn? Wat is je opgevallen? Zijn de eerste resultaten al binnen?
"Wat me opvalt is dat binnen een hogeschool onderwijs en onderzoek een hechte eenheid vormen. Onderzoek levert actuele kennis, inzichten en methoden die bijvoorbeeld via docent-onderzoekers direct hun weg vinden naar de klaslokalen. Studenten leren zo niet alleen bestaande theorieën toe te passen, maar ontwikkelen ook een onderzoekende houding en vaardigheden die aansluiten bij de praktijk. Omgekeerd voedt het onderwijs het onderzoek: vragen uit het werkveld en ervaringen van studenten geven richting aan nieuwe onderzoeksprojecten. Tegelijkertijd: wanneer docent-onderzoekers bij het onderzoek worden betrokken, is een nauwe afstemming met hun onderwijstaken essentieel. Want wat je zou willen is dat docent-onderzoekers in aaneengesloten blokken aan een onderzoeksproject werken. In de praktijk is dat lang niet altijd even makkelijk te realiseren, omdat er geregeld – en soms onverwachts – onderwijsactiviteiten tussendoor komen. Dit vraagt van de lector dikwijls afstemming en zorgvuldige coördinatie met het onderwijs."
"Wat de eerste resultaten betreft: de provincie Fryslân, waar veel van ons onderzoek plaatsvindt, is een echte weidevogelprovincie. Weidevogels zijn onlosmakelijk verbonden met de beleving van het Friese landschap en de natuur, en sommige soorten maken bovendien een vast onderdeel uit van de Friese cultuur. Het maakt dat in Fryslân het behoud en herstel van weidevogelpopulatie iets van de brede samenleving is, een verbondenheid die ik niet eerder ben tegengekomen. Niet voor niets wordt gestreefd naar het vertrouwd maken van basisschoolkinderen met weidevogels, zodat zij vier belangrijke soorten leren herkennen. Ook boeren spelen (vanzelfsprekend) een cruciale rol in de bescherming van weidevogels. Hun inzet en betrokkenheid zijn groot, en hun verdriet en frustratie wanneer – ondanks alle inspanningen – nauwelijks kuikens uitvliegen, zijn even oprecht als begrijpelijk. Onlangs sprak ik een boer die gefrustreerd was over het feit dat een groot deel van de sterfte onder ‘zijn’ weidevogelkuikens werd veroorzaakt door de bruine kiekendief. “Heus, ik ben blij met roofvogels als de bruine kiekendief, omdat ze muizenplagen helpen voorkomen,” zo liet hij weten. “Alleen niet tussen half mei en begin juli, dan heb ik ze niet graag op mijn land.” Een genuanceerd standpunt, en dat in de huidige tijd, waarin zwart-wit denken over predatoren (je bent of voor de wolf, of tegen) de toon zet."
In je inaugurele rede sprak je over ‘verbeelders’. Is het gelukt om deze te vinden?
"Verbeelders maken nog geen onderdeel van mijn onderzoek uit. Tot op heden heb ik, met andere woorden, deze groep nog niet actief kunnen betrekken bij mijn onderzoeken. Simpelweg, er is nog geen gelegenheid geweest om deze verbinding te leggen; het integreren van verbeelders vraagt tijd, aandacht en een bewust ontwerp van onderzoeksprojecten, en daar ben ik tot nu toe nog niet aan toegekomen. Voor de toekomst zie ik verschillende mogelijkheden om dit alsnog te realiseren. Zo wil ik bij nieuwe projecten al in de ontwerpfase nadenken over hoe verbeelders kunnen bijdragen, bijvoorbeeld door creatieve werkvormen te integreren of door gezamenlijke sessies te organiseren waarin wetenschappelijke inzichten en verbeeldingskracht elkaar versterken. Op die manier kan hun perspectief een wezenlijke rol gaan spelen in de verdere verdieping en communicatie van mijn onderzoek. Over verbeelders gesproken: het werk van Nynke Laverman sluit mooi aan bij het lectoraat. Je moet durven dromen – wat zou het prachtig zijn om met haar samen te werken. Tegelijkertijd blijven we met beide benen op de grond: er wordt volop nagedacht over hoe we met de nieuwe, innovatieve technieken (denk aan augmented reality) de toekomst kunnen verbeelden, zodat je mensen kunt tonen hoe een natuurinclusievere omgeving eruit ziet – en dat niet alleen, maar ook hoe ze die op een interactieve manier kunnen ervaren."
Heeft jouw lectoraat ook een link met het Nationaal Groeifondsprogramma Re-Ge-NL?
"Re-Ge-NL streeft naar regeneratieve landbouw die natuurherstel en biodiversiteit als kernonderdelen heeft. Dat is precies wat het lectoraat ‘Biodiversiteit in het Landelijk Gebied’ ook nastreeft, het richt zich namelijk op het bevorderen van biodiversiteit in agrarische en andere landelijke gebieden. Dit is nodig om in Nederland structureel de natuurdoelen te halen en op termijn te voldoen aan de internationale verplichtingen. Hierbij gaat het enerzijds over het beschermen van (agro)biodiversiteit tegen schadelijke invloeden van buitenaf, maar ook over het verhogen en versterken van deze natuur. Dit kan niet zonder oog te hebben voor de sociaal-economische kant van, met name, de landbouw. Vandaar ook dat het lectoraat volop aandacht heeft voor de diversiteit van de landbouw, het boerenperspectief en het welzijn van de (lokale) gemeenschap. Het lectoraat onderzoekt in dit verband verdienmodellen en manieren om maatregelen die biodiversiteit versterken betaalbaar en praktisch te maken voor boeren. Dat sluit aan bij de aanpak van Re-Ge-NL, waarin veel aandacht is voor bedrijfsmodellen en landbouwpraktijken die bijdragen aan een toekomstbestendige landbouwsector. Ook educatie en human capital zijn onderdeel van Re-Ge-NL (opleiding, kennisoverdracht). Het lectoraat wil biodiversiteitseducatie versterken, niet alleen op de hogeschool zelf, maar ook in het basisonderwijs, het mbo en andere onderwijsniveaus (maar ook voor mensen in het werkveld), en voert op dat gebied meerdere onderzoeksprojecten uit. Dus ook daar is een overlap met het Nationaal Groeifondsprogramma Re-Ge-NL."
Studiejaar 2025-2026 net gestart: waar ga je op focussen?
"Allereerst: continuïteit in de onderzoeksprojecten zien te krijgen, om op die manier een solide basis te creëren voor het borgen van kennisontwikkeling en praktijkimpact. Daarnaast zijn in Noord-Nederland bij diverse kennis- en onderwijsinstituten tal van mensen actief met initiatieven rond natuurinclusieve landbouw: boeren die samenwerken met de natuur in plaats van ertegenin te werken. Al deze projecten en initiatieven vinden vaak onafhankelijk van elkaar plaats, waardoor waardevolle kennis en ervaring versnipperd blijft. Het zou dan ook van groot belang zijn om deze initiatieven met elkaar te verbinden en kennis uit te wisselen. Een rol als ‘kennismakelaar’ kan hier het verschil maken: iemand die overzicht houdt, partijen met elkaar in contact brengt, best practices zichtbaar maakt en ervoor zorgt dat inzichten uit het ene project ook in andere contexten toegepast kunnen worden. Het doel is een netwerk van samenhangende, elkaar versterkende initiatieven te creëren, zodat de impact van natuurinclusieve landbouw in Noord-Nederland groter en duurzamer wordt. Kan het lectoraat daar niet een verbindende rol in spelen?"
"Tot slot, komend schooljaar wil ik me richten op het versterken van de verbinding tussen onderwijs en onderzoek, zodat studenten niet alleen leren van bestaande kennis, maar ook (nog meer) betrokken worden bij actuele onderzoeksprojecten en de ontwikkeling van nieuwe inzichten. Dat betekent allereerst dat ik zelf onderwijs ga geven, maar belangrijker dan dat is dat ik wil werken aan een meer structurele inbedding van studenten in lopend onderzoek, bijvoorbeeld via een treintjesmodel of dakpanconstructie. Daarbij sluit de ene student aan waar de vorige is gebleven, zodat kennis en resultaten worden doorgegeven en projecten daadwerkelijk verder komen. Op die manier ontstaat een constante stroom van studenten die bijdragen aan onderzoek, in plaats van een ad-hocbenadering waarbij pas op het laatste moment wordt gekeken of er nog een student in te passen is. Bovendien zorgen studenten voor een frisse blik en nieuwe ideeën, en onderzoek is mijns inziens bij dergelijke creativiteit gebaat, omdat het kan leiden tot onverwachte invalshoeken en het doorbreken van vaste patronen."
Er is nu 7 miljoen euro subsidie beschikbaar voor landschapselementen. Hoe kan dit geld volgens jou het beste worden besteed aan biodiversiteit in het landelijk gebied?
"Groenblauwe landschapselementen zijn belangrijke ruimtelijke structuren die bijdragen aan herstel én versterking van biodiversiteit in het landelijk gebied, terwijl ze tegelijk waardevol zijn voor landbouw en leefomgeving. Er zijn daarbij belangrijke aandachtspunten en randvoorwaarden:
Ten eerste: zet beschikbare middelen in op plekken waar herstel of aanleg het meeste ecologische rendement oplevert, bijvoorbeeld een houtwal die een akker met een bosrand verbindt, of een kruidenrijke akkerrand die als een lint tussen natuurgebieden loopt.
Ten tweede: zorg voor structurele monitoring (bijvoorbeeld via innovatieve technieken, zoals remoting sensing, bio-acoustics (geluidsmonitoring, waarbij met AI soorten automatisch zijn te herkennen), of camera traps). Dit zorgt voor enthousiasme en betrokkenheid bij landeigenaren die deze landschapselementen aanleggen en onderhouden.
Ten derde: financier langdurige instandhouding, want de aanleg van landschapselementen is geen eindpunt, maar het vertrekpunt. Juist voor ecologisch rendement zijn beheer en onderhoud over de jaren cruciaal.
Ten vierde: faciliteer en ondersteun de co-creatie met het werkveld. Maak landeigenaren medeverantwoordelijk, borg hun kennis en inzet door voldoende compensatie en co-financiering.
Tot slot is het goed te beseffen dat burgers zich vaak nauw verbonden voelen met hun omgeving en wensen en verwachtingen hebben over hoe het landschap eruitziet en gebruikt wordt. Landschapselementen raken daarmee niet alleen ecologie en landbouw, maar ook identiteit: ze bepalen hoe mensen hun streek beleven en waarderen. Het is daarom van belang goed te luisteren naar deze verschillende perspectieven. Wat voor de één een waardevolle houtwal is, kan in een weidevogelgebied juist nadelig uitpakken doordat vogels openheid nodig hebben. Het vraagt om een zorgvuldige afweging tussen ecologische doelen, landbouwpraktijk en de betekenis van het landschap voor de gemeenschap. Door die afweging expliciet te maken en belanghebbenden erbij te betrekken, worden landschapselementen niet alleen ecologisch effectief, maar dragen ze ook bij aan een landschap waarin mensen zich thuis voelen en dat past bij de regionale identiteit."